Tijdlijn
Het IJsselmeergebied

Sluiten

Meer informatie

De reeks Nederland, land van betekenis wil professionals in de ruimtelijke ordening op weg helpen om hun opgave in perspectief te plaatsen en in gesprek te komen over de toegevoegde waarde van cultuurhistorie in de eigen opgave. Meer informatie is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl.

Sluiten

Contact

Colofon
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Smallepad 5 | 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 | 3800 BP Amersfoort
033 – 421 7 421
www.cultureelerfgoed.nl

Infodesk

Voor al uw vragen:
033 – 421 7 456 of info@cultureelerfgoed.nl

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.

Sluiten

Het IJsselmeergebied

Het IJsselmeergebied heeft in de loop der eeuwen vele gezichten gekend. Deze lange geschiedenis heeft gezorgd voor een grote diversiteit aan cultureel erfgoed en bijzondere landschappen. De mens heeft zich in dit gebied voortdurend aangepast aan de steeds veranderende omstandigheden. Ook nu staan ons weer grote veranderingen te wachten als gevolg van onder meer klimaatveranderingen en het energie vraagstuk.

Om deze veranderingen in synergie met het karakter van het gebied te ontwikkelen, biedt ons culturele erfgoed inspiratie. Deze tijdlijn biedt inzicht in de geschiedenis en de landschappelijke karakteristieken van het IJsselmeergebied. Een rijk verleden, dat de toekomst een geschiedenis geeft.

11000 v.C.

ontstaan van het IJsselmeergebied

Toen

Van land naar veengebied

Na de laatste ijstijd wordt het warmer. Het landijs smelt en lager gelegen delen land lopen geleidelijk onder water. De kust van Nederland vormt zich. Er ontstaan strandwallen, kwelders en kustduintjes. Mensen trekken rond en leven van de jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare planten. Hun tijdelijke jachtkampen vestigen ze op de hoger gelegen delen in het landschap. Vanaf ca 4300 jaar voor onze jaartelling wonen mensen in boerderijen. Ze leven nu ook van de landbouw. Vanaf ongeveer 2750 v. Chr. sluit de kustlijn van West-Nederland zich vrijwel geheel. Het water in het achterland kan niet meer weg en wordt zoet. De laaggelegen gebieden verdrinken en rond 1500 v. Chr. is het een groot veenlandschap. Er kan hier niet meer gewoond worden.

Nu

Aardkundige schatkamer

Overblijfselen uit de ijstijd, zoals keileembulten op Texel, Wieringen, Gaasterland en Urk, zijn als verhogingen in het landschap nog zicht­baar. Op de bodem van het IJsselmeer liggen resten van de prehistorische mens en sporen van zijn leefwijze, zoals vuursteen en aardewerk. Op een aantal plaatsen is het oorspronkelijke landschap daar nog ongestoord aanwezig. Musea, zoals het Huis van Hilde Castricum, het Wieringen Eilandmuseum Jan Lont, het Fries museum in Leeuwarden en het Erfgoedcentrum Nieuwland Lelystad, hebben in hun collectie vondsten uit de prehistorie. Ze geven een indruk van deze verdronken schatkamer.

600 v.C.

van binnenzee tot zeearm

Toen

Over het meer naar de Noordzee

Vanaf 600 v. Chr. wordt het gebied weer af en toe bezocht. Rond circa 200 v. Chr. slagen mensen erin het veen te ontwateren door het graven van slootjes en de aanleg van klepduikers. Het veen­gebied wordt bewoonbaar en bewerkbaar. Er ontstaan twee grote binnenmeren, die rond het jaar 0 één groot meer vormen: het ‘Lacus Flevo’ of Flevomeer. Een getijdegeul ontstaat en zorgt voor een verbinding met zee. De Romeinen varen via dit meer en het Vlie naar de Noordzee, Engeland en Scandinavië. Na 200 vernat het gebied en wordt het opnieuw grotendeels onbewoonbaar.

Nu

Archeologische schatkamer

Sporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd zijn door archeologisch onderzoek langs de randen van het IJsselmeer bekend, maar in het landschap is niets meer te zien uit deze tijd.

200

hoog en droog wonen op de terpen

Toen

Boerderijen op hoogtes nabij het Aelmere

Vanaf de vroege middeleeuwen wordt het gebied weer bewoond. Het Flevomeer is vergroot tot een grote binnenzee en heet nu Almaere. In het noordelijke deel, het huidige Friesland, wonen mensen in boerderijen op de hoogste delen, of werpen terpen of werven op om droge voeten te houden. Missionarissen uit Engeland zetten voet aan wal in Friesland en stichten er kloosters. Verbindingen met de Noordzee en de Oostzee zorgen voor een levendige handel. De goederen worden hier­vandaan ook verder getransporteerd naar het Middellandse Zeegebied. De waterwegen worden ook benut door de Vikingen, die rond de negende eeuw vanuit Scandinavië onze wateren op varen. Zij stichtten zelfs kortstondig een koninkrijk op Wieringen.

Nu

Archeologische en aardkundige schatkamer

De terpen of werven zijn nog goed zichtbaar in het landschap. De terpen in Friesland hebben bijvoorbeeld vaak een oude bewoningskern. Op Marken zijn de werven nog grotendeels bewoond. En op Wieringen zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan die verwijzen naar de Vikingtijd.

1000

de Zuiderzee als uitvalsbasis

Toen

Kastelen aan het water

De vroege Zuiderzee is van groot belang voor transport, handel en tolheffing. Er worden op strategische plekken aan het water kastelen gebouwd. Voorbeelden zijn Kasteel Radboud bij Medemblik, het Muiderslot, de Burcht van Kuinre en het Kasteel Voorst bij Zwolle. De ligging op een kruising van water­wegen is belangrijk, want controle over waterwegen door de heersende elite levert macht, aanzien en financiën op.

Nu

Samengebald erfgoed langs de randen

Kasteel Radboud en het Muiderslot hebben de tand des tijds doorstaan. Ze zijn verschillende keren verwoest en weer opgebouwd. Ze staan nog steeds als markante gebouwen aan de oever van het IJsselmeer.

1150

bedijking en de Zuiderzee

Toen

Stadsmuur als waterkering

De groei van steden vanaf 1150 vraagt om meer voedsel­productie. Veengebieden worden ontgonnen voor landbouw. Sloten en drainagegreppels zorgen voor de afwatering. Gevolg is dat het veen inklinkt, de bodem daalt en er wateroverlast ontstaat. Kades en dijkjes worden aangelegd om het water te keren. Wateroverlast maakt Texel en Wieringen in 1170 tot eilanden en scheidt rond 1270 West-Friesland en Friesland. Het land om Marken, Urk en Schokland verdrinkt. Neder­zettingen als Emelwerth, Marcnesse, Nagele en Ens verdwijnen in de golven, net als het klooster bij Stavoren. Hindeloopen raakt een aantal straten kwijt, maar houdt stand. Kades en losse dijkjes worden omgebouwd tot aaneengesloten dijksystemen en het onderhoud wordt vanaf 1255 georganiseerd door Waterschappen. Steden aan de Zuiderzee gebruiken de stadsmuur als waterkering. Rond 1450 bereikt het Zuiderzeegebied zijn grootste omvang.

Nu

Oude Zuiderzeelandschappen

Grillige dijken met restanten van dijkdoorbraken – wielen – zijn nog op veel plaatsen te zien. In de nieuwe Zuiderzeepolders zijn de voormalige Zuiderzee eilanden Urk en Schokland (UNESCO Werelderfgoed) nog goed zichtbaar. De stadsmuren van Enkhuizen, Harderwijk en Kampen hebben nog steeds of opnieuw een waterkerende functie.

1450

handel, havens en (dam)steden

Toen

Handel met het Oostzeegebied en intercontinentale handel

Vanaf 1150 sluiten steden aan de oostzijde van de Zuiderzee zich aan bij de Hanze, een internationaal verbond van handelssteden rond het Oostzeegebied. Dankzij de internationale handel worden ze rijker en machtiger. Steden groeien, maar de landbouw levert steeds minder op. In Noord-Holland worden sluizen en dammen aangelegd op plekken waar veen­riviertjes uitmonden. Daar ontstaan Edam, Monnikendam en Hoorn. Sommige plaatsen krijgen havens met water­kerende kades. Amsterdam ontwikkelt zich tot de belangrijkste haven van Noordwest-Europa. De voornaamste vaarroute loopt via de Zuiderzee naar de rede van Texel en Terschelling. De oprichting van de VOC en WIC zorgt voor intercontinen­tale handel en brengt veel werkgelegenheid met zich mee, zoals scheepswerven, houtzagerijen, touwslagerijen, zeilmakerijen, kuiperijen en beschuit­bakkerijen. De goederen worden opgeslagen in pakhuizen. Ook de visserij op haring en ansjovis zorgt voor grote welvaart in het Zuiderzeegebied. Enkhuizen, Marken, Hoorn, Medemblik en Amsterdam hebben grote haringvloten.

Nu

Samengebald erfgoed in haven­steden en -dorpen

De meeste oude steden rond het IJssel­meer zijn betrekkelijk klein gebleven. Een uitzondering is Hoorn, dat na WOII een grote uitbreiding krijgt. Veel havensteden liggen niet meer aan groot, open water door de aanleg van de Zuiderzeepolders. Middeleeuwse steden krijgen in de loop van de 16e eeuw en in de 17e eeuw verster­kingen door vesting­werken. Vaak zijn restanten van de stervormige aardwerken, muren en poorten nog te zien. Soms zijn ze dienst gaan doen als water­kerende dijken. Aan de handel herinneren de waag-, munt- en accijnsgebouwen, VOC- of WIC-kamers, rijk gedecoreerde stadspoorten, koopmanswoningen en stadhuizen. Ook zijn er nog vele water gerelateerde gebouwen zoals sluizen, gemalen, aanlegbolders, loodsen en sluiswachterswoningen.

1666

crisis rond de Zuiderzee

Toen

Economische neergang, overbevissing en krimpende steden

In 1666 worden zo’n 170 koopvaardijschepen bij Terschelling vernield door een aanval van de Engelsen. Daarna verklaren Engeland, Frankrijk, Keulen en Münster de Republiek de oorlog, en gaat het snel bergafwaarts met de economie van de hele Republiek. De steden rond de Zuiderzee hebben hieronder enorm te lijden. De visserij loopt terug door over­bevissing en beperking van vangstmogelijkheden op de Noordzee en het Baltische gebied. Enkhuizen (centrum van de haringvisserij) maakt een zware recessie door, waarbij de bevolking met 75 procent krimpt. Armoede betekent ook onvoldoende geld om de dijken te onderhouden. Het gevolg is een toename van dijkdoorbraken. De versteviging van de dijken met houten palen blijkt waardeloos als vanaf 1730 de paalworm opduikt en het hout op grote schaal aantast. Langs de hele kust worden vervolgens beschoeiingen van steen aangebracht. De oprichting van Rijkswaterstaat in 1798 zorgt voor regulier dijkonderhoud van grote wateren zoals de Zuiderzee.

Nu

Samengebald erfgoed in haven­steden en -dorpen

In vrijwel alle havenplaatsen is nog veel dat herinnert aan het belang van de Zuiderzee. Durgerdam, Marken, Monnickendam, Edam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Makkum, Workum, Hindeloopen, Blokzijl, Vollenhove, Elburg, Harderwijk, Bunschoten, Spakenburg, Naarden, Muiden en Urk, Kampen, Zwolle en Harlingen hebben één of meer beschermde stads- of dorpsgezichten. In veel havenplaatsen ligt in de historische haven ook varend erfgoed. De IJsselmeersteden- en dorpen zijn de belangrijkste thuishavens van de Bruine Vloot, een aanduiding voor de ruim 500 historische zeil- en motorvrachtschepen.

1840

het einde van de Zuiderzee

Toen

Van stoomgemaal tot Afsluitdijk

Het jonge koninkrijk en Rijkswaterstaat gaan voortvarend te werk. Na de uitvinding van de stoommachine kunnen nieuwe, grote werken gerealiseerd worden, zoals de drooglegging van het Haarlemmermeer en de aanleg van grote waterwegen zoals het Noordhollandsch kanaal en het Noordzeekanaal.

Nu

Zuiderzeewerken

De stoomgemalen van de ringvaart om het Haarlemmermeer en het Woudagemaal (Unesco Werelderfgoed) laten nu nog zien wat stoomkracht heeft betekend voor de waterveiligheid van weleer. Het Woudagemaal functioneert nog steeds als achtervang bij hevige wateroverlast in Friesland. De Afsluitdijk vormt nog altijd de markante scheiding tussen het IJsselmeer en de Waddenzee. Verhalen en beelden over de afsluiting van de Zuiderzee zijn te beleven in het Nieuwland Erfgoed Centrum in Lelystad.

1932

IJsselmeerpolders

Toen

Nieuwe ingenieurskunst: strak en rationeel aangelegde polders

Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 door de Afsluitdijk ontstaat het grootste zoetwatermeer van Europa, het IJsselmeer. Onder het motief van landaanwinning ontwerpt ir. Lely in het IJsselmeer nieuwe polders: De Rijksdienst IJsselmeerpolders ontwerpt en voert uit. Goed zichtbaar per polder zijn de inzichten over het inrichten van nieuw land. Het zijn toonbeelden van ingenieurskunst: Wieringermeer, Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuidelijk Flevoland en Markerwaard. De eerste twee polders worden vrijwel geheel ingericht voor akkerbouw en veeteelt. Oostelijk en Zuidelijk Flevoland worden tussen 1959 en 1968 aangelegd. Beide polders worden voor de helft ontworpen voor landbouw. Natuurontwikkeling (Oostvaardersplassen) en nieuwe steden (Lelystad en Almere) voor de bevolkingsopvang uit de Randstad zijn de andere grote ruimtegebruikers. De Markerwaard komt er uiteindelijk niet. Alleen de Houtribdijk aan de noordkant wordt aangelegd.

Nu

Zuiderzeewerken

De lange, lineaire dijken, de strakke verkavelingsstructuur en de rationeel ingerichte dorpen en boerderijerven zijn typische kenmerken van de maakbare samenleving. De voormalige eilanden Urk en Schokland vormen hierin een opvallende uitzondering. De IJsselmeerpolders bieden steeds opnieuw ruimte aan nieuwe, maatschappelijke denkbeelden en functies, van landbouw en recreatie tot woningbouw, nieuwe natuur en windenergie. De IJsselmeerpolders hebben daarin een voorbeeldfunctie. Nagele, Schokland (Wereld­erfgoedcentrum), Waterloopbos, Nieuwland erfgoedcentrum en Bataviawerf zijn aantrekkelijk om te recreëren.

1985

veranderende inzichten

Deltaprogramma en Gebiedsagenda 2050

De dijken zijn ‘af’, maar nieuwe ingenieurskunst is er nog steeds. Neem het IJssel­oog in het Ketelmeer (1999), een eiland met een cirkelvormig baggerdepot, en de Balgstuw bij Ramspol (2002), een stormvloedkering in de vorm van een opblaasbare dam tussen het Ketelmeer en het Zwartewater. Ook het IJsselmeergebied als geheel maakt zich op voor de toekomst.

Deltaprogramma

Actuele en toekomstige problemen met afvoer en berging van water raken ook het IJsselmeergebied als spil van de Nederlandse waterhuishouding en onze zoetwater voorraad. Het Deltaprogramma onderzoekt deze opgaven in onderlinge samenhang. Zeespiegelstijging bemoeilijkt de natuurlijke afvoer van het IJsselmeer en vraagt om een toekomstbestendige Afsluitdijk met extra afvoer, spuicapaciteit en vismigratie. Pieken en dalen in de wateraanvoer vragen om een flexibel waterpeil en een aanpassing van de bestaande waterkeringen. Dat heeft ook gevolgen voor de historische steden en dorpen. De aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten vragen soms om bijzondere oplossingen, zoals uitklapbare of uitschuifbare waterkeringen.

Windturbines en blauwe energie

Met de ligging aan open water zijn de IJsselmeerpolders zeer geschikt voor de opwekking van windenergie. Concentratie van grote turbines in clusters en langs de rechte lijnen van de dijk doen recht aan de openheid en de herkenbaarheid van landschappelijke structuren. Er zijn initiatieven voor duurzame energie zoals drijvende zonnepanelen, geothermische installaties en warmte uit oppervlakte water. En er is een proefgebied langs de Afsluitdijk voor de opwekking van ‘blauwe energie’ zoals getijde-energie.

In de Gebiedsagenda 2050 wordt nagedacht over de integrale opgaven van het IJsselmeergebied. Het gebied moet veilig blijven, mogelijkheden bieden voor bedrijvigheid en energie opwekking, voor toerisme en recreatie. En ook de kwaliteit van natuur, wonen en leven handhaven en verbeteren. De cultuurhistorische karakteristieken en de ervaringen uit het verleden vormen daarbij een belangrijke inspiratiebron.

Het IJsselmeergebied

Het IJsselmeergebied heeft in de loop der eeuwen vele gezichten gekend. Deze lange geschiedenis heeft gezorgd voor een grote diversiteit aan cultureel erfgoed en bijzondere landschappen. De mens heeft zich in dit gebied voortdurend aangepast aan de steeds veranderende omstandigheden. Ook nu staan ons weer grote veranderingen te wachten als gevolg van onder meer klimaatveranderingen en het energie vraagstuk.

Om deze veranderingen in synergie met het karakter van het gebied te ontwikkelen, biedt ons culturele erfgoed inspiratie. Deze tijdlijn biedt inzicht in de geschiedenis en de landschappelijke karakteristieken van het IJsselmeergebied. Een rijk verleden, dat de toekomst een geschiedenis geeft.

11000 v.C.

ontstaan van het IJsselmeergebied

600 v.C.

van binnenzee tot zeearm

200

hoog en droog wonen op de terpen

1000

de Zuiderzee als uitvalsbasis

1150

bedijking en de Zuiderzee

1450

handel, havens en (dam)steden

1666

crisis rond de Zuiderzee

1840

het einde van de Zuiderzee

1932

IJsselmeerpolders

1985

veranderende inzichten

Nu
Toen
Nu

Van land naar veengebied

Na de laatste ijstijd wordt het warmer. Het landijs smelt en lager gelegen delen land lopen geleidelijk onder water. De kust van Nederland vormt zich. Er ontstaan strandwallen, kwelders en kustduintjes. Mensen trekken rond en leven van de jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare planten. Hun tijdelijke jachtkampen vestigen ze op de hoger gelegen delen in het landschap. Vanaf ca 4300 jaar voor onze jaartelling wonen mensen in boerderijen. Ze leven nu ook van de landbouw. Vanaf ongeveer 2750 v. Chr. sluit de kustlijn van West-Nederland zich vrijwel geheel. Het water in het achterland kan niet meer weg en wordt zoet. De laaggelegen gebieden verdrinken en rond 1500 v. Chr. is het een groot veenlandschap. Er kan hier niet meer gewoond worden.

Aardkundige schatkamer

Overblijfselen uit de ijstijd, zoals keileembulten op Texel, Wieringen, Gaasterland en Urk, zijn als verhogingen in het landschap nog zicht­baar. Op de bodem van het IJsselmeer liggen resten van de prehistorische mens en sporen van zijn leefwijze, zoals vuursteen en aardewerk. Op een aantal plaatsen is het oorspronkelijke landschap daar nog ongestoord aanwezig. Musea, zoals het Huis van Hilde Castricum, het Wieringen Eilandmuseum Jan Lont, het Fries museum in Leeuwarden en het Erfgoedcentrum Nieuwland Lelystad, hebben in hun collectie vondsten uit de prehistorie. Ze geven een indruk van deze verdronken schatkamer.

Toen
Nu

Over het meer naar de Noordzee

Vanaf 600 v. Chr. wordt het gebied weer af en toe bezocht. Rond circa 200 v. Chr. slagen mensen erin het veen te ontwateren door het graven van slootjes en de aanleg van klepduikers. Het veen­gebied wordt bewoonbaar en bewerkbaar. Er ontstaan twee grote binnenmeren, die rond het jaar 0 één groot meer vormen: het ‘Lacus Flevo’ of Flevomeer. Een getijdegeul ontstaat en zorgt voor een verbinding met zee. De Romeinen varen via dit meer en het Vlie naar de Noordzee, Engeland en Scandinavië. Na 200 vernat het gebied en wordt het opnieuw grotendeels onbewoonbaar.

Archeologische schatkamer

Sporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd zijn door archeologisch onderzoek langs de randen van het IJsselmeer bekend, maar in het landschap is niets meer te zien uit deze tijd.

Toen
Nu

Boerderijen op hoogtes nabij het Aelmere

Vanaf de vroege middeleeuwen wordt het gebied weer bewoond. Het Flevomeer is vergroot tot een grote binnenzee en heet nu Almaere. In het noordelijke deel, het huidige Friesland, wonen mensen in boerderijen op de hoogste delen, of werpen terpen of werven op om droge voeten te houden. Missionarissen uit Engeland zetten voet aan wal in Friesland en stichten er kloosters. Verbindingen met de Noordzee en de Oostzee zorgen voor een levendige handel. De goederen worden hier­vandaan ook verder getransporteerd naar het Middellandse Zeegebied. De waterwegen worden ook benut door de Vikingen, die rond de negende eeuw vanuit Scandinavië onze wateren op varen. Zij stichtten zelfs kortstondig een koninkrijk op Wieringen.

Archeologische en aardkundige schatkamer

De terpen of werven zijn nog goed zichtbaar in het landschap. De terpen in Friesland hebben bijvoorbeeld vaak een oude bewoningskern. Op Marken zijn de werven nog grotendeels bewoond. En op Wieringen zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan die verwijzen naar de Vikingtijd.

Toen
Nu

Kastelen aan het water

De vroege Zuiderzee is van groot belang voor transport, handel en tolheffing. Er worden op strategische plekken aan het water kastelen gebouwd. Voorbeelden zijn Kasteel Radboud bij Medemblik, het Muiderslot, de Burcht van Kuinre en het Kasteel Voorst bij Zwolle. De ligging op een kruising van water­wegen is belangrijk, want controle over waterwegen door de heersende elite levert macht, aanzien en financiën op.

Samengebald erfgoed langs de randen

Kasteel Radboud en het Muiderslot hebben de tand des tijds doorstaan. Ze zijn verschillende keren verwoest en weer opgebouwd. Ze staan nog steeds als markante gebouwen aan de oever van het IJsselmeer.

Toen
Nu

Stadsmuur als waterkering

De groei van steden vanaf 1150 vraagt om meer voedsel­productie. Veengebieden worden ontgonnen voor landbouw. Sloten en drainagegreppels zorgen voor de afwatering. Gevolg is dat het veen inklinkt, de bodem daalt en er wateroverlast ontstaat. Kades en dijkjes worden aangelegd om het water te keren. Wateroverlast maakt Texel en Wieringen in 1170 tot eilanden en scheidt rond 1270 West-Friesland en Friesland. Het land om Marken, Urk en Schokland verdrinkt. Neder­zettingen als Emelwerth, Marcnesse, Nagele en Ens verdwijnen in de golven, net als het klooster bij Stavoren. Hindeloopen raakt een aantal straten kwijt, maar houdt stand. Kades en losse dijkjes worden omgebouwd tot aaneengesloten dijksystemen en het onderhoud wordt vanaf 1255 georganiseerd door Waterschappen. Steden aan de Zuiderzee gebruiken de stadsmuur als waterkering. Rond 1450 bereikt het Zuiderzeegebied zijn grootste omvang.

Oude Zuiderzeelandschappen

Grillige dijken met restanten van dijkdoorbraken – wielen – zijn nog op veel plaatsen te zien. In de nieuwe Zuiderzeepolders zijn de voormalige Zuiderzee eilanden Urk en Schokland (UNESCO Werelderfgoed) nog goed zichtbaar. De stadsmuren van Enkhuizen, Harderwijk en Kampen hebben nog steeds of opnieuw een waterkerende functie.

Toen
Nu

Handel met het Oostzeegebied en intercontinentale handel

Vanaf 1150 sluiten steden aan de oostzijde van de Zuiderzee zich aan bij de Hanze, een internationaal verbond van handelssteden rond het Oostzeegebied. Dankzij de internationale handel worden ze rijker en machtiger. Steden groeien, maar de landbouw levert steeds minder op. In Noord-Holland worden sluizen en dammen aangelegd op plekken waar veen­riviertjes uitmonden. Daar ontstaan Edam, Monnikendam en Hoorn. Sommige plaatsen krijgen havens met water­kerende kades. Amsterdam ontwikkelt zich tot de belangrijkste haven van Noordwest-Europa. De voornaamste vaarroute loopt via de Zuiderzee naar de rede van Texel en Terschelling. De oprichting van de VOC en WIC zorgt voor intercontinen­tale handel en brengt veel werkgelegenheid met zich mee, zoals scheepswerven, houtzagerijen, touwslagerijen, zeilmakerijen, kuiperijen en beschuit­bakkerijen. De goederen worden opgeslagen in pakhuizen. Ook de visserij op haring en ansjovis zorgt voor grote welvaart in het Zuiderzeegebied. Enkhuizen, Marken, Hoorn, Medemblik en Amsterdam hebben grote haringvloten.

Samengebald erfgoed in haven­steden en -dorpen

De meeste oude steden rond het IJssel­meer zijn betrekkelijk klein gebleven. Een uitzondering is Hoorn, dat na WOII een grote uitbreiding krijgt. Veel havensteden liggen niet meer aan groot, open water door de aanleg van de Zuiderzeepolders. Middeleeuwse steden krijgen in de loop van de 16e eeuw en in de 17e eeuw verster­kingen door vesting­werken. Vaak zijn restanten van de stervormige aardwerken, muren en poorten nog te zien. Soms zijn ze dienst gaan doen als water­kerende dijken. Aan de handel herinneren de waag-, munt- en accijnsgebouwen, VOC- of WIC-kamers, rijk gedecoreerde stadspoorten, koopmanswoningen en stadhuizen. Ook zijn er nog vele water gerelateerde gebouwen zoals sluizen, gemalen, aanlegbolders, loodsen en sluiswachterswoningen.

Toen
Nu

Economische neergang, overbevissing en krimpende steden

In 1666 worden zo’n 170 koopvaardijschepen bij Terschelling vernield door een aanval van de Engelsen. Daarna verklaren Engeland, Frankrijk, Keulen en Münster de Republiek de oorlog, en gaat het snel bergafwaarts met de economie van de hele Republiek. De steden rond de Zuiderzee hebben hieronder enorm te lijden. De visserij loopt terug door over­bevissing en beperking van vangstmogelijkheden op de Noordzee en het Baltische gebied. Enkhuizen (centrum van de haringvisserij) maakt een zware recessie door, waarbij de bevolking met 75 procent krimpt. Armoede betekent ook onvoldoende geld om de dijken te onderhouden. Het gevolg is een toename van dijkdoorbraken. De versteviging van de dijken met houten palen blijkt waardeloos als vanaf 1730 de paalworm opduikt en het hout op grote schaal aantast. Langs de hele kust worden vervolgens beschoeiingen van steen aangebracht. De oprichting van Rijkswaterstaat in 1798 zorgt voor regulier dijkonderhoud van grote wateren zoals de Zuiderzee.

Samengebald erfgoed in haven­steden en -dorpen

In vrijwel alle havenplaatsen is nog veel dat herinnert aan het belang van de Zuiderzee. Durgerdam, Marken, Monnickendam, Edam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Makkum, Workum, Hindeloopen, Blokzijl, Vollenhove, Elburg, Harderwijk, Bunschoten, Spakenburg, Naarden, Muiden en Urk, Kampen, Zwolle en Harlingen hebben één of meer beschermde stads- of dorpsgezichten. In veel havenplaatsen ligt in de historische haven ook varend erfgoed. De IJsselmeersteden- en dorpen zijn de belangrijkste thuishavens van de Bruine Vloot, een aanduiding voor de ruim 500 historische zeil- en motorvrachtschepen.

Toen
Nu

Van stoomgemaal tot Afsluitdijk

Het jonge koninkrijk en Rijkswaterstaat gaan voortvarend te werk. Na de uitvinding van de stoommachine kunnen nieuwe, grote werken gerealiseerd worden, zoals de drooglegging van het Haarlemmermeer en de aanleg van grote waterwegen zoals het Noordhollandsch kanaal en het Noordzeekanaal.

Zuiderzeewerken

De stoomgemalen van de ringvaart om het Haarlemmermeer en het Woudagemaal (Unesco Werelderfgoed) laten nu nog zien wat stoomkracht heeft betekend voor de waterveiligheid van weleer. Het Woudagemaal functioneert nog steeds als achtervang bij hevige wateroverlast in Friesland. De Afsluitdijk vormt nog altijd de markante scheiding tussen het IJsselmeer en de Waddenzee. Verhalen en beelden over de afsluiting van de Zuiderzee zijn te beleven in het Nieuwland Erfgoed Centrum in Lelystad.

Toen
Nu

Nieuwe ingenieurskunst: strak en rationeel aangelegde polders

Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 door de Afsluitdijk ontstaat het grootste zoetwatermeer van Europa, het IJsselmeer. Onder het motief van landaanwinning ontwerpt ir. Lely in het IJsselmeer nieuwe polders: De Rijksdienst IJsselmeerpolders ontwerpt en voert uit. Goed zichtbaar per polder zijn de inzichten over het inrichten van nieuw land. Het zijn toonbeelden van ingenieurskunst: Wieringermeer, Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuidelijk Flevoland en Markerwaard. De eerste twee polders worden vrijwel geheel ingericht voor akkerbouw en veeteelt. Oostelijk en Zuidelijk Flevoland worden tussen 1959 en 1968 aangelegd. Beide polders worden voor de helft ontworpen voor landbouw. Natuurontwikkeling (Oostvaardersplassen) en nieuwe steden (Lelystad en Almere) voor de bevolkingsopvang uit de Randstad zijn de andere grote ruimtegebruikers. De Markerwaard komt er uiteindelijk niet. Alleen de Houtribdijk aan de noordkant wordt aangelegd.

Zuiderzeewerken

De lange, lineaire dijken, de strakke verkavelingsstructuur en de rationeel ingerichte dorpen en boerderijerven zijn typische kenmerken van de maakbare samenleving. De voormalige eilanden Urk en Schokland vormen hierin een opvallende uitzondering. De IJsselmeerpolders bieden steeds opnieuw ruimte aan nieuwe, maatschappelijke denkbeelden en functies, van landbouw en recreatie tot woningbouw, nieuwe natuur en windenergie. De IJsselmeerpolders hebben daarin een voorbeeldfunctie. Nagele, Schokland (Wereld­erfgoedcentrum), Waterloopbos, Nieuwland erfgoedcentrum en Bataviawerf zijn aantrekkelijk om te recreëren.

Toen en Nu

Deltaprogramma en Gebiedsagenda 2050

De dijken zijn ‘af’, maar nieuwe ingenieurskunst is er nog steeds. Neem het IJssel­oog in het Ketelmeer (1999), een eiland met een cirkelvormig baggerdepot, en de Balgstuw bij Ramspol (2002), een stormvloedkering in de vorm van een opblaasbare dam tussen het Ketelmeer en het Zwartewater. Ook het IJsselmeergebied als geheel maakt zich op voor de toekomst.

Deltaprogramma

Actuele en toekomstige problemen met afvoer en berging van water raken ook het IJsselmeergebied als spil van de Nederlandse waterhuishouding en onze zoetwater voorraad. Het Deltaprogramma onderzoekt deze opgaven in onderlinge samenhang. Zeespiegelstijging bemoeilijkt de natuurlijke afvoer van het IJsselmeer en vraagt om een toekomstbestendige Afsluitdijk met extra afvoer, spuicapaciteit en vismigratie. Pieken en dalen in de wateraanvoer vragen om een flexibel waterpeil en een aanpassing van de bestaande waterkeringen. Dat heeft ook gevolgen voor de historische steden en dorpen. De aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten vragen soms om bijzondere oplossingen, zoals uitklapbare of uitschuifbare waterkeringen.

Windturbines en blauwe energie

Met de ligging aan open water zijn de IJsselmeerpolders zeer geschikt voor de opwekking van windenergie. Concentratie van grote turbines in clusters en langs de rechte lijnen van de dijk doen recht aan de openheid en de herkenbaarheid van landschappelijke structuren. Er zijn initiatieven voor duurzame energie zoals drijvende zonnepanelen, geothermische installaties en warmte uit oppervlakte water. En er is een proefgebied langs de Afsluitdijk voor de opwekking van ‘blauwe energie’ zoals getijde-energie.

In de Gebiedsagenda 2050 wordt nagedacht over de integrale opgaven van het IJsselmeergebied. Het gebied moet veilig blijven, mogelijkheden bieden voor bedrijvigheid en energie opwekking, voor toerisme en recreatie. En ook de kwaliteit van natuur, wonen en leven handhaven en verbeteren. De cultuurhistorische karakteristieken en de ervaringen uit het verleden vormen daarbij een belangrijke inspiratiebron.