Tijdlijn
Nederland Waterland

Sluiten

Meer informatie

De reeks Nederland, land van betekenis wil professionals in de ruimtelijke ordening op weg helpen om hun opgave in perspectief te plaatsen en in gesprek te komen over de toegevoegde waarde van cultuurhistorie in de eigen opgave. Meer informatie is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl.

Sluiten

Contact

Colofon
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Smallepad 5 | 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 | 3800 BP Amersfoort
033 – 421 7 421
www.cultureelerfgoed.nl

Infodesk

Voor al uw vragen:
033 – 421 7 456 of info@cultureelerfgoed.nl

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.

Sluiten

Nederland Waterland

Bijna een derde deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. Zonder dijken zou ruim de helft van het land onder water staan. Die nuchtere feiten maken van de voorspelde klimaatverandering een grote uitdaging. Wetenschappers verwachten dat we te maken krijgen met (tijdelijk) hogere waterstanden in rivieren en een stijging van de zeespiegel. In het westen van het land zal de bodem nog verder dalen. Andere gebieden zullen verdrogen als gevolg van de opwarming van de aarde, met negatieve gevolgen voor de landbouw.

Lees verder
1000v.C.

natuurlijk landschap

Toen

Vanaf duizend jaar voor onze jaartelling worden het kustgebied en de achtergelegen veengebieden steeds natter. Alleen op de hoogste delen kunnen mensen permanent wonen. Ze bedenken nieuwe technieken om op meer plaatsen veilig te leven. In veengebieden graaft men greppels voor de ontwatering. Als het gebied droog genoeg is worden er huizen op gebouwd en akkers aangelegd. De ontwatering zet ook de bodemdaling ingang. Met zogenaamde klepduikers wordt het veen ontwaterd. Later verschijnen in de zuidwestelijke delta en het rivierengebied ook de eerste dijken en dammen om het water buiten te houden. In het kustgebied gaan mensen de hoger gelegen delen, de kwelders of schorren, ophogen tot terpen, wierden of werven en bouwen daarop hun boerderijen.

Nu

De eerste dijken en dammen zijn verdwenen onder nieuwe zeeweringen of werden weggeslagen door stormvloeden. In Zeeland, Groningen en Friesland zijn hier en daar nog verhogingen zichtbaar die terug zijn te voeren op de eerste terpen in het landschap.

100 v.C.

Romeins watermanagement

Toen

In de Romeinse tijd wordt een weg aangelegd langs de Oude Rijn, die de grens vormt van het Romeinse rijk (“limes”). Er verschijnen ook steeds meer dammen, klepduikers en bruggen in het landschap. De Romeinen leggen kanalen en havens aan en graven onder meer in Midden-Delfland lange greppels om de grond te ontwateren. Als het veen door al deze activiteiten inklinkt en de bodem daalt neemt de kans op overstromingen toe en trekken de mensen weg naar de hogere gronden. Grote delen van het westelijk kustgebied worden vanaf de derde eeuw na Chr. voor lange tijd opnieuw onbewoonbaar.

Nu

In de Utrechtse wijk De Meern en bij Zwammerdam en Woerden zijn resten van schepen terug gevonden die bewust zijn afgezonken om een waterloop dicht te zetten of de stroming te veranderen. In Zwammerdam en De Meern zijn de schepen tentoongesteld en kunnen de restanten ervan nog bezocht worden.

500

handelsnederzettingen

Toen

Het westen van Nederland was in de zevende en achtste eeuw zo ver opgeslibd dat bewoning weer mogelijk was. Strandwallen, duinen en hoog opgeslibde kwelders bieden bescherming tegen de zee. Op strategisch gelegen plaatsen langs de rivieren stichten mensen handelsnederzettingen, zoals Dorestad (Wijk bij Duurstede) en Witla bij Rotterdam. Handelslieden voeren goederen, halfproducten en kostbaarheden aan die direct worden verhandeld of eerst worden bewerkt. Het water gaat een belangrijke factor spelen in de welvaart van gebieden.

Nu

De havens van Rotterdam zorgen nog steeds voor de doorvoer van goederen naar het achterland. Als mainport heeft Rotterdam een belangrijk aandeel in de Nederlandse economie

1000

dijken en inpolderingen

Toen

Vanaf het jaar 1000 winnen bewoners van de zuidwestelijke delta land door opgeslibde schorren te voorzien van kaden en dijken. De constructies worden vaak slecht beheerd. In combinatie met de winning van turf en zout waardoor grote gaten voor of achter de dijk ontstaan en de ontwatering van het veen voor de landbouw waardoor het inklinkt en de bodem daalt, wordt het gebied kwetsbaar voor overstromingen. Er vinden dan ook regelmatig dijkdoorbraken plaats. Als bij een aantal stormvloeden weer veel land verloren gaat, besluiten de bewoners om zich beter tegen het water te beschermen door de aanleg van ringdijken en compartimenteringsdijken.

Nu

Bij laagwater zijn op het strand van Westenschouwen nog resten zichtbaar van een verdronken dorp uit de middeleeuwen. Ten zuidoosten van Burgh-Haamstede staat de Plompe Toren, het enige zichtbare restant van het in de Oosterschelde verdwenen Koudekerke. In Noord-Holland (de West- Friese Omringdijk) is nog een aantal ringdijken in het landschap aanwezig. De inpoldering van Flevoland op het IJsselmeer is de laatste fase van grootschalige landwinning op het water.

1400

havens en damsteden

Toen

De bouw van ringdijken leidt tot de aanleg van nieuwe uitwateringssystemen en havens. In de dertiende eeuw hebben steden als Middelburg, Zierikzee en Veere een haven met een getijdenmolen. Bij hoogwater wordt een bassin vanuit zee gevuld en bij laag water weer geleegd. Wanneer het water uit het bassin vloeit, stroomt het langs de molen en zet daarbij het waterrad in beweging, waarbij het tegelijkertijd de havenbodem uitschuurt zodat de haven op diepte blijft. Op plekken waar kleine rivieren, die het achterland ontwateren, worden afgedamd ontstaan (dam)steden, zoals Amsterdam, en Rotterdam. Voor het onderhoud van het groeiend aantal waterstaatkundige werken richten boeren en stedelingen in deze periode de eerste officiële waterschappen op.

Nu

In Bergen op Zoom en Middelburg zijn nog getijdenmolens te zien. In beide steden is ook de plaats van de dam in relatie tot het afgedamde water nog herkenbaar. In Amsterdam is de dam als plein een begrip, maar is de directe relatie met water niet meer aanwezig.

1500

droogmakerijen en polders

Toen

Vanaf 1550 zorgen achtereenvolgende stormvloeden voor veel schade aan dorpen en steden. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog worden de dijken verwaarloosd en soms opzettelijk doorgestoken om de vijand buiten te houden. Mensen gaan het water nu ook systematisch gebruiken om zich te verdedigen: waterlinies zoals de Hollandse Waterlinie en de Staats-Spaanse linie worden aangelegd. Technische innovaties , zoals de getrapte polderbemaling, maken het in de zeventiende eeuw mogelijk een aantal meren en plassen droog te malen, zoals de Beemster en de Schermer. Het nieuwe land wordt gebruikt om het groeiend aantal mensen in de steden te kunnen voeden.

Nu

De grote Hollandse droogmakerijen, zoals de Beemster, Schermer en Purmer, zijn nog goed in het landschap te herkennen. Dat geldt ook voor sommige oude inlaagdijken, zoals bij het Zeeuwse Kattendijke. Op andere plaatsen is dit type zeeweringen als gevolg van moderne dijkversterkingen verdwenen. In de 19e eeuw wordt met behulp van een stoomgemaal de Haarlemmermeer ingepolderd en van een ringvaart voorzien. Daarmee wordt de afslag van land door de Zuiderzee gestopt en komt een eind aan de vele scheepsrampen (Schiphol). De jongste inpolderingen zijn van na de aanleg van de Afsluitdijk. In het nieuw ontstane IJsselmeer zijn in de 20e eeuw de Flevopolders aangelegd.

1800

riviernormalisatie

Toen

In 1798 wordt de voorloper van Rijkswaterstaat opgericht. Nieuwe regels en een beter toezicht zorgen voor beter onderhouden dijken, dammen en kaden. Met de introductie van stoomaandrijving en het gebruik van ijzer, staal en beton ontstaan in de negentiende eeuw nieuwe technische mogelijkheden. Vanaf 1850 worden rivieren rechtgetrokken, de dijken verhoogd, kanalen gegraven en van sluizen voorzien, zoals het Noord-Hollands Kanaal en de Zuid-Willemsvaart. Stoombaggermachines houden de rivieren op diepte. De Nieuwe Waterweg (1872) en het Noordzeekanaal (1876) worden aangelegd. Met stoomschepen kan nu voor het eerst direct vanaf de kust naar Rotterdam en Amsterdam worden gevaren. Dat zorgt voor een grote ontwikkeling van de havens in het achterland.

Nu

De belangrijkste riviernormalisaties en kanalen uit deze periode zijn allemaal nog in functie en blijven een markante ingreep in het landschap. De havens van Rotterdam en Amsterdam zijn grootschalig uitgebreid in westelijke richting. Bij Rotterdam is net de Tweede Maasvlakte aangelegd. De oudste havenbekkens zijn ondertussen omgebouwd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Op het idee van normalisatie wordt nog steeds voortgeborduurd, want de bevaarbaarheid van onze waterwegen is en blijft van groot belang, maar is niet onbegrensd. Voor de waterveiligheid wordt niet meer overal dijkverhoging toegepast, maar wordt nu steeds vaker meer ruimte aan de rivier gegeven.

1900

Zuiderzeewerken

Toen

Stormvloeden teisteren de kust en door slecht onderhoud zijn veel dijken zwak. De watersnoodramp van 1916 vormt de aanleiding voor de inpoldering van de Wieringermeer (1925) en de aanleg van de Afsluitdijk (1932). De Zuiderzee wordt afgesloten en wordt als IJsselmeer het grootste zoetwatermeer van Europa. Het noorden en het westen van Nederland zijn door de Afsluitdijk beter met elkaar verbonden.

Nu

Om de Afsluitdijk, icoon van de Nederlandse ingenieurskunst, toekomstbestendig te maken wordt de dam nu versterkt. De spuicapaciteit wordt groter en vissen kunnen straks gemakkelijker het IJsselmeer in en uit zwemmen. Rijk en gebiedspartners putten ook uit het rijke historie van het IJsselmeergebied om te komen tot aanvaardbare oplossingen voor de waterveiligheid en de zoetwaterhuishouding en tevens het karakter van het gebied versterken.

Deltawerken

Toen

Na de watersnoodramp van 1953 in het zuidwesten van Nederland besluit de regering tot de aanleg van de Deltawerken. Tussen 1956 en 1998 legt Rijkswaterstaat verschillende dammen, waterkeringen en sluizen aan, zoals de Brouwersdam tussen de eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duivenland en de Oosterscheldekering. De Nederlandse delta wordt daarmee veiliger en Zeeland raakt beter ontsloten. In het aangrenzende deel van het rivierengebied worden de dijken versterkt.

Nu

De Deltawerken hebben na 60 jaar een wel haast iconische status. De Haringvlietdam en -sluizen tussen Hellevoetsluis (Voorne-Putten) en Stellendam (Goeree-Overflakkee en de Algerakering bij Krimpen aan den IJssel krijgen als de oudste Deltawerken de status van rijksmonument. Natuur, milieu en waterveiligheid stellen nieuwe eisen aan de Deltawerken. Er zijn plannen om bij de eerste dam een kier te maken, zodat vissen gemakkelijker van en naar zee kunnen zwemmen. Voor de Brouwersdam komt een opening naar het Grevelingenmeer om de waterkwaliteit te verbeteren en wordt nagedacht over een getijdencentrale, een moderne variant van de getijdenmolens uit de Middeleeuwen.

2000

Deltaprogramma

Toen

Na de hoge waterstanden in 1993 en 1995 besluit de regering dat het rivierengebied veiliger moet worden. Het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ betekent een omslag in het denken. Het accent verschuift van dijkverbetering naar rivierverruiming met aandacht voor een aantrekkelijke leefomgeving. De nieuwe nevengeul in de Waal bij Nijmegen is een goed voorbeeld van de soms forse ingrepen die in het landschap worden gedaan. Het programma is de voorloper van een veel groter plan dat Nederland moet beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. In 2007 wordt een tweede Deltacommissie ingesteld die voorstellen doet voor een nieuw Deltaprogramma.

Nu

Op advies van de tweede Deltacommissie kwam er een Deltawet en is er sinds 2010 een Deltacommissaris aangesteld die het Deltaprogramma opstelt. Het Deltaprogramma heeft als doel Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater, te zorgen voor voldoende zoetwater en het land zo in te richten dat het klimaatbestendig wordt. Voor de financiering van maatregelen is er het Deltafonds. Daarmee gaan we een nieuwe fase in het omgaan met water in. Dit keer bedenken we geen maatregelen na een ramp, maar proberen we een nieuwe ramp te voorkomen. De ervaringen uit het verleden zijn daarbij een belangrijke inspiratiebron.

Nederland Waterland

Bijna een derde deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. Zonder dijken zou ruim de helft van het land onder water staan. Die nuchtere feiten maken van de voorspelde klimaatverandering een grote uitdaging. Wetenschappers verwachten dat we te maken krijgen met (tijdelijk) hogere waterstanden in rivieren en een stijging van de zeespiegel. In het westen van het land zal de bodem nog verder dalen. Andere gebieden zullen verdrogen als gevolg van de opwarming van de aarde, met negatieve gevolgen voor de landbouw.

Lees verder
1000 v.C.

natuurlijk landschap

100 v.C.

Romeins watermanagement

500

handelsnederzettingen

1000

dijken en inpolderingen

1200

havens en damsteden

1500

droogmakerijen en polders

1800

riviernormalisatie

1900

Zuiderzeewerken

Deltawerken

2000

Deltaprogramma

Nu

Nederland Waterland

Bijna een derde deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. Zonder dijken zou ruim de helft van het land onder water staan. Die nuchtere feiten maken van de voorspelde klimaatverandering een grote uitdaging. Wetenschappers verwachten dat we te maken krijgen met (tijdelijk) hogere waterstanden in rivieren en een stijging van de zeespiegel. In het westen van het land zal de bodem nog verder dalen. Andere gebieden zullen verdrogen als gevolg van de opwarming van de aarde, met negatieve gevolgen voor de landbouw.

We hebben gelukkig een lange traditie in het omgaan met water. Dat zit diep verankerd in onze cultuur. Met vallen en opstaan hebben we geleerd het water buiten de deur te houden. We maakten er ook optimaal gebruik van om onze voedselproductie en welvaart te vergroten. Dat heeft ons landschap door de eeuwen heen ingrijpend veranderd en veel ingenieuze bouwwerken opgeleverd. Denk aan een droogmakerij als de Beemster en de molens van Kinderdijk die beiden op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staan. We vonden altijd weer nieuwe technieken en materialen uit en pasten die toe op een grotere schaal dan voorheen. Onze kennis op watergebied werd zelfs een exportproduct waarmee we andere landen helpen om nieuw land te winnen en overstromingen te voorkomen.

Dat rijke verleden kan een inspiratiebron zijn bij het nemen van maatregelen om in te spelen op klimaatverandering. We gaan daarbij terug naar een situatie waarin we met het water proberen samen te leven in plaats van het te beheersen. Rechtgetrokken rivieren krijgen weer een bredere en natuurlijkere bedding. Nieuwe terpen maken van laaggelegen polders een veilige plek om te wonen. Nederland heeft eerder bewezen dat ze zich aan natuurlijke veranderingen aan kan passen. Dat is voor de omgang met klimaatverandering een hoopvol perspectief.

Toen
Nu

Vanaf duizend jaar voor onze jaartelling worden het kustgebied en de achtergelegen veengebieden steeds natter. Alleen op de hoogste delen kunnen mensen permanent wonen. Ze bedenken nieuwe technieken om op meer plaatsen veilig te leven. In veengebieden graaft men greppels voor de ontwatering. Als het gebied droog genoeg is worden er huizen op gebouwd en akkers aangelegd. De ontwatering zet ook de bodemdaling ingang. Met zogenaamde klepduikers wordt het veen ontwaterd. Later verschijnen in de zuidwestelijke delta en het rivierengebied ook de eerste dijken en dammen om het water buiten te houden. In het kustgebied gaan mensen de hoger gelegen delen, de kwelders of schorren, ophogen tot terpen, wierden of werven en bouwen daarop hun boerderijen.

De eerste dijken en dammen zijn verdwenen onder nieuwe zeeweringen of werden weggeslagen door stormvloeden. In Zeeland, Groningen en Friesland zijn hier en daar nog verhogingen zichtbaar die terug zijn te voeren op de eerste terpen in het landschap.

Toen
Nu

In de Romeinse tijd wordt een weg aangelegd langs de Oude Rijn, die de grens vormt van het Romeinse rijk (“limes”). Er verschijnen ook steeds meer dammen, klepduikers en bruggen in het landschap. De Romeinen leggen kanalen en havens aan en graven onder meer in Midden-Delfland lange greppels om de grond te ontwateren. Als het veen door al deze activiteiten inklinkt en de bodem daalt neemt de kans op overstromingen toe en trekken de mensen weg naar de hogere gronden. Grote delen van het westelijk kustgebied worden vanaf de derde eeuw na Chr. voor lange tijd opnieuw onbewoonbaar.

In de Utrechtse wijk De Meern en bij Zwammerdam en Woerden zijn resten van schepen terug gevonden die bewust zijn afgezonken om een waterloop dicht te zetten of de stroming te veranderen. In Zwammerdam en De Meern zijn de schepen tentoongesteld en kunnen de restanten ervan nog bezocht worden.

Toen
Nu

Het westen van Nederland was in de zevende en achtste eeuw zo ver opgeslibd dat bewoning weer mogelijk was. Strandwallen, duinen en hoog opgeslibde kwelders bieden bescherming tegen de zee. Op strategisch gelegen plaatsen langs de rivieren stichten mensen handelsnederzettingen, zoals Dorestad (Wijk bij Duurstede) en Witla bij Rotterdam. Handelslieden voeren goederen, halfproducten en kostbaarheden aan die direct worden verhandeld of eerst worden bewerkt. Het water gaat een belangrijke factor spelen in de welvaart van gebieden.

De havens van Rotterdam zorgen nog steeds voor de doorvoer van goederen naar het achterland. Als mainport heeft Rotterdam een belangrijk aandeel in de Nederlandse economie

Toen
Nu

Vanaf het jaar 1000 winnen bewoners van de zuidwestelijke delta land door opgeslibde schorren te voorzien van kaden en dijken. De constructies worden vaak slecht beheerd. In combinatie met de winning van turf en zout waardoor grote gaten voor of achter de dijk ontstaan en de ontwatering van het veen voor de landbouw waardoor het inklinkt en de bodem daalt, wordt het gebied kwetsbaar voor overstromingen. Er vinden dan ook regelmatig dijkdoorbraken plaats. Als bij een aantal stormvloeden weer veel land verloren gaat, besluiten de bewoners om zich beter tegen het water te beschermen door de aanleg van ringdijken en compartimenteringsdijken.

Bij laagwater zijn op het strand van Westenschouwen nog resten zichtbaar van een verdronken dorp uit de middeleeuwen. Ten zuidoosten van Burgh-Haamstede staat de Plompe Toren, het enige zichtbare restant van het in de Oosterschelde verdwenen Koudekerke. In Noord-Holland (de West- Friese Omringdijk) is nog een aantal ringdijken in het landschap aanwezig. De inpoldering van Flevoland op het IJsselmeer is de laatste fase van grootschalige landwinning op het water.

Toen
Nu

De bouw van ringdijken leidt tot de aanleg van nieuwe uitwateringssystemen en havens. In de dertiende eeuw hebben steden als Middelburg, Zierikzee en Veere een haven met een getijdenmolen. Bij hoogwater wordt een bassin vanuit zee gevuld en bij laag water weer geleegd. Wanneer het water uit het bassin vloeit, stroomt het langs de molen en zet daarbij het waterrad in beweging, waarbij het tegelijkertijd de havenbodem uitschuurt zodat de haven op diepte blijft. Op plekken waar kleine rivieren, die het achterland ontwateren, worden afgedamd ontstaan (dam)steden, zoals Amsterdam, en Rotterdam. Voor het onderhoud van het groeiend aantal waterstaatkundige werken richten boeren en stedelingen in deze periode de eerste officiële waterschappen op.

In Bergen op Zoom en Middelburg zijn nog getijdenmolens te zien. In beide steden is ook de plaats van de dam in relatie tot het afgedamde water nog herkenbaar. In Amsterdam is de dam als plein een begrip, maar is de directe relatie met water niet meer aanwezig.

Toen
Nu

Vanaf 1550 zorgen achtereenvolgende stormvloeden voor veel schade aan dorpen en steden. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog worden de dijken verwaarloosd en soms opzettelijk doorgestoken om de vijand buiten te houden. Mensen gaan het water nu ook systematisch gebruiken om zich te verdedigen: waterlinies zoals de Hollandse Waterlinie en de Staats-Spaanse linie worden aangelegd. Technische innovaties , zoals de getrapte polderbemaling, maken het in de zeventiende eeuw mogelijk een aantal meren en plassen droog te malen, zoals de Beemster en de Schermer. Het nieuwe land wordt gebruikt om het groeiend aantal mensen in de steden te kunnen voeden.

De grote Hollandse droogmakerijen, zoals de Beemster, Schermer en Purmer, zijn nog goed in het landschap te herkennen. Dat geldt ook voor sommige oude inlaagdijken, zoals bij het Zeeuwse Kattendijke. Op andere plaatsen is dit type zeeweringen als gevolg van moderne dijkversterkingen verdwenen. In de 19e eeuw wordt met behulp van een stoomgemaal de Haarlemmermeer ingepolderd en van een ringvaart voorzien. Daarmee wordt de afslag van land door de Zuiderzee gestopt en komt een eind aan de vele scheepsrampen (Schiphol). De jongste inpolderingen zijn van na de aanleg van de Afsluitdijk. In het nieuw ontstane IJsselmeer zijn in de 20e eeuw de Flevopolders aangelegd.

Toen
Nu

In 1798 wordt de voorloper van Rijkswaterstaat opgericht. Nieuwe regels en een beter toezicht zorgen voor beter onderhouden dijken, dammen en kaden. Met de introductie van stoomaandrijving en het gebruik van ijzer, staal en beton ontstaan in de negentiende eeuw nieuwe technische mogelijkheden. Vanaf 1850 worden rivieren rechtgetrokken, de dijken verhoogd, kanalen gegraven en van sluizen voorzien, zoals het Noord-Hollands Kanaal en de Zuid-Willemsvaart. Stoombaggermachines houden de rivieren op diepte. De Nieuwe Waterweg (1872) en het Noordzeekanaal (1876) worden aangelegd. Met stoomschepen kan nu voor het eerst direct vanaf de kust naar Rotterdam en Amsterdam worden gevaren. Dat zorgt voor een grote ontwikkeling van de havens in het achterland.

De belangrijkste riviernormalisaties en kanalen uit deze periode zijn allemaal nog in functie en blijven een markante ingreep in het landschap. De havens van Rotterdam en Amsterdam zijn grootschalig uitgebreid in westelijke richting. Bij Rotterdam is net de Tweede Maasvlakte aangelegd. De oudste havenbekkens zijn ondertussen omgebouwd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Op het idee van normalisatie wordt nog steeds voortgeborduurd, want de bevaarbaarheid van onze waterwegen is en blijft van groot belang, maar is niet onbegrensd. Voor de waterveiligheid wordt niet meer overal dijkverhoging toegepast, maar wordt nu steeds vaker meer ruimte aan de rivier gegeven.

Toen
Nu

Stormvloeden teisteren de kust en door slecht onderhoud zijn veel dijken zwak. De watersnoodramp van 1916 vormt de aanleiding voor de inpoldering van de Wieringermeer (1925) en de aanleg van de Afsluitdijk (1932). De Zuiderzee wordt afgesloten en wordt als IJsselmeer het grootste zoetwatermeer van Europa. Het noorden en het westen van Nederland zijn door de Afsluitdijk beter met elkaar verbonden.

Om de Afsluitdijk, icoon van de Nederlandse ingenieurskunst, toekomstbestendig te maken wordt de dam nu versterkt. De spuicapaciteit wordt groter en vissen kunnen straks gemakkelijker het IJsselmeer in en uit zwemmen. Rijk en gebiedspartners putten ook uit het rijke historie van het IJsselmeergebied om te komen tot aanvaardbare oplossingen voor de waterveiligheid en de zoetwaterhuishouding en tevens het karakter van het gebied versterken.

Toen
Nu

Na de watersnoodramp van 1953 in het zuidwesten van Nederland besluit de regering tot de aanleg van de Deltawerken. Tussen 1956 en 1998 legt Rijkswaterstaat verschillende dammen, waterkeringen en sluizen aan, zoals de Brouwersdam tussen de eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duivenland en de Oosterscheldekering. De Nederlandse delta wordt daarmee veiliger en Zeeland raakt beter ontsloten. In het aangrenzende deel van het rivierengebied worden de dijken versterkt.

De Deltawerken hebben na 60 jaar een wel haast iconische status. De Haringvlietdam en -sluizen tussen Hellevoetsluis (Voorne-Putten) en Stellendam (Goeree-Overflakkee en de Algerakering bij Krimpen aan den IJssel krijgen als de oudste Deltawerken de status van rijksmonument. Natuur, milieu en waterveiligheid stellen nieuwe eisen aan de Deltawerken. Er zijn plannen om bij de eerste dam een kier te maken, zodat vissen gemakkelijker van en naar zee kunnen zwemmen. Voor de Brouwersdam komt een opening naar het Grevelingenmeer om de waterkwaliteit te verbeteren en wordt nagedacht over een getijdencentrale, een moderne variant van de getijdenmolens uit de Middeleeuwen.

Toen
Nu

Na de hoge waterstanden in 1993 en 1995 besluit de regering dat het rivierengebied veiliger moet worden. Het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ betekent een omslag in het denken. Het accent verschuift van dijkverbetering naar rivierverruiming met aandacht voor een aantrekkelijke leefomgeving. De nieuwe nevengeul in de Waal bij Nijmegen is een goed voorbeeld van de soms forse ingrepen die in het landschap worden gedaan. Het programma is de voorloper van een veel groter plan dat Nederland moet beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. In 2007 wordt een tweede Deltacommissie ingesteld die voorstellen doet voor een nieuw Deltaprogramma.

Op advies van de tweede Deltacommissie kwam er een Deltawet en is er sinds 2010 een Deltacommissaris aangesteld die het Deltaprogramma opstelt. Het Deltaprogramma heeft als doel Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater, te zorgen voor voldoende zoetwater en het land zo in te richten dat het klimaatbestendig wordt. Voor de financiering van maatregelen is er het Deltafonds. Daarmee gaan we een nieuwe fase in het omgaan met water in. Dit keer bedenken we geen maatregelen na een ramp, maar proberen we een nieuwe ramp te voorkomen. De ervaringen uit het verleden zijn daarbij een belangrijke inspiratiebron.